Sinds de opkomst van journalistiek als professioneel beroep is er discussie geweest over de kerntaken van de journalist. Tijdens de beginperiode van de professionalisering van het vak(1850-1918) werden journalistieke praktijken gestandaardiseerd en ontstond er voor het eerst een journalistieke code die in dit tijdperk een nadruk legde op objectiviteit (Bardoel & Wijfjes, 2015). Hoewel met de opkomst van het postmodernisme de discussie over objectiviteit in meerdere disciplines zorgde voor een stevige kritiek op het concept, wordt objectiviteit nog steeds gezien als één van de journalistieke waarden. Rob Wijnberg (2013a), oprichter van online nieuwsplatform De Correspondent, legt uit: “Volgens dit ideaal hoort nieuws een neutrale en rationele weergave van de werkelijkheid te zijn, gebaseerd op feiten en op principes als hoor en wederhoor. Persoonlijke fascinatie, verwondering of verontwaardiging van de boodschapper hoort er niet in thuis. Nieuws is een onpersoonlijk verslag van de wereld”.
Rijssemus (2014) benadrukt de traditie van objectiviteit in het zogenoemde ‘professiemodel’, ook wel ‘kwaliteitsjournalistiek’ genoemd, waarin journalisten “neutraal en onafhankelijk zijn en één duidelijk doel voor ogen hebben: de naakte waarheid” (p. 14). Hierbij richt de journalist zich dus op het leveren van objectieve, betrouwbare informatie om lezers een basis te geven om hun eigen mening te vormen.
Het NRC stijlboek, waarin de journalistieke beginselen van deze specifieke krant worden beschreven, bevat de volgende regels:
Wij hanteren een scheiding tussen feiten en commentaar (facts are sacred, comment is free). In de berichtgeving staan feiten centraal […], niet de mening of persoonlijke voorkeur van de auteur. […] NRC-journalistiek is feitelijk, zakelijk en objectief, maar niet maatschappelijk neutraal. Wij staan in een liberale traditie. Die komt tot uiting in de keuze van onderwerpen en accenten (berichtgeving) en expliciet in het dagelijks Commentaar (opinie). (“NRC Stijlboek”)
Ook al beaamt de NRC politiek gekleurd te zijn, nieuws artikelen zelf worden expliciet uitgesloten van deze invloed en worden dus beweerd intrinsiek neutraal te zijn.
Er wordt dus nog steeds, net name in de traditionele media, veel waarde gehecht aan het objectiviteitsideaal. Ondanks dat is er een groeiende groep vooraanstaande journalisten die het principe afwijzen (Harbers 2015). Joris Luyendijk, voormalig Midden-Oosten correspondent, en Rob Wijnberg, oprichter van De Correspondent, zijn hier voorbeelden van. Zij pleitten voor een vorm van journalistiek waarin de journalist “de wereld [kan] laten zien ‘zodat je erom gaat geven’” (Wijnberg 2013a). Dit wordt in de praktijk gebracht door de rol van de journalist te benadrukken, zijn beïnvloedende factoren te accepteren en hier kritisch op te reflecteren. Maar wat betekent de omarming van de subjectieve ervaring voor het objectiviteitsideaal in de journalistiek? Staat deze persoonlijke verslaggeving haaks op het objectiviteitsregime dat lang heeft geheerst? Of zijn deze twee journalistieke vormen minder tegenstrijdig dan in eerste instantie lijkt? Om deze vragen wordt er eerst gekeken naar de betekenis van objectiviteit. Daarnaast ga ik op zoek naar verschillen en overeenkomsten in NRC Next (expliciet objectief) en De Correspondent (expliciet subjectief). De verschillen en/of overeenkomsten worden geanalyseerd om te kijken of er inderdaad een wederzijds uitsluitende problematiek heerst tussen de twee vormen.
De Objectieve Journalist?
Donsbach & Klett (1993) concluderen uit hun onderzoek dat journalisten uit verschillende landen en media culturen andere opvattingen hebben over de betekenis van objectiviteit. Zij onderscheiden twee belangrijke functies. Ten eerste, het streven naar eerlijkheid en balans door beide kanten van een verhaal te belichten. Ten tweede, dieper onderzoek doen naar statements die gemaakt worden. Schudson (2001) voegt daar aan toe dat de objectiviteitsnorm onder andere is ontwikkeld om de journalistiek te beschermen tegen invloed van de PR-machine, maar er geen unanimiteit is over een duidelijke definitie en operationalisering van de term. Hoe objectiviteit gebruikt wordt is dus afhankelijk van de journalist en zijn rolperceptie. Verschillende journalistieke rollen die aansluiten bij de vondsten van Donsbach & Klett (1993) zijn onder andere de ‘waakhond’, waarbij de journalist een controlerende functie op overheden heeft, en de ‘gate-opener’, waarbij de journalist verschillende groepen in de maatschappij een stem geeft in het publieke debat (Willemars 2014). In Nederland zijn deze rollen ontwikkeld nadat de kranten zich losmaakten van politieke invloed. Er ontstond dus een bewustzijn van invloeden op de journalistiek, met name vanuit politieke en commerciële hoeken. Maar is het mogelijk deze invloeden te beperken?
Journalist Joris Luyendijk schrijft in zijn boek over het Midden-Oosten het volgende: “Ik bleek als correspondent verschillende verhalen te kunnen vertellen over dezelfde situatie. Media konden er daar maar één van brengen, en vaak was dit het verhaal dat het al bestaande beeld bevestigde” (2006, p. 12). Deze quote raakt de kern van het objectiviteitsdebat in de journalistiek. Voor vrijwel elk onderwerp is een eindeloos aantal invalshoeken, bronnen, quotes en cijfers beschikbaar. Elke keuze die de journalist maakt, beïnvloedt het verhaal. Zoals Keith (2011) uiteenzet in zijn re-conceptualisatie van Shoemaker & Reese’s hierarchy of influences zijn er daarnaast nog tal andere factoren die invloed hebben. Journalistieke codes, werkgevers en organisaties, ideologieën, allemaal hebben deze invloed op de journalist en zijn werk. Vanuit dit perspectief is het onmogelijk als journalist objectief te zijn.
Donsbach & Klett (1993) bieden een alternatieve term vanuit de wetenschap, intersubjectivity. Deze term duidt op gestandaardiseerde praktijken voor het vergaren van bepaalde kennis. Met behulp van deze standaard kan het proces gecontroleerd worden, waardoor de conclusies van de wetenschapper geverifieerd kunnen worden. Onderdeel hiervan zou in de journalistiek bijvoorbeeld het evalueren van bronnen kunnen zijn. Bronnen zijn namelijk cruciaal voor het perspectief van een nieuwsbericht. Het streven naar objectiviteit lijkt de journalist echter te sturen naar elites als bronnen, wat juist resulteert in een gelimiteerde blik (Donsbach & Klett 1993).
Deze stelling wordt bevestigd als ik De Correspondent vergelijk met de NRC. Beide media besteden aandacht aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen die in november plaats zullen vinden. Veel achtergrondkennis van artikelen uit De Correspondent komt van eigen ervaring van de journalisten, de bronnen die ze daarnaast aanhalen variëren van andere auteurs en journalisten tot de inwoners van een dorpje in de Verenigde Staten (Kendzior 2016; Veelen 2016). NRC Next, daarentegen, gebruikt quotes van Hillary Clinton zelf en analyses van een hoogleraar en journalisten (Somers 2016; Valk 2016). Hoewel dit sample klein is, is het verschil duidelijk tussen de bronnen waar informatie vandaan komt. Dit bevestigd de stelling dat media die meer waarde hechten aan objectiviteit juist kiezen voor elites als bronnen. Dit komt de objectiviteit van het stuk niet ten goede vanwege het gelimiteerde perspectief.
De Uitzondering en de Regel
Bij het vergelijken van de journalistieke vormen van NRC Next en De Correspondent komt er nog een groot verschil naar voren. De onderwerpen van de twee media verschillen enorm. Waar NRC Next zich met name focust op de gebeurtenissen van de dag ervoor, zijn de onderwerpen die De Correspondent dekt minder tijdsgebonden. Dit verschil komt voort uit de keuze van De Correspondent om te gaan voor diepgaande, onderbouwde verhalen tegenover nieuwtjes die zo snel mogelijk gepubliceerd moeten worden. In een gedigitaliseerde samenleving is dat een keuze die afwijkt van de norm. Bardoel en Wijfjes (2015) noemen als een van de voornaamste kenmerken van de nieuwe journalistiek “(a)synchroniteit, waardoor de gebruiker naar believen live of uitgesteld kan ontvangen en factoren als tijd, periodiciteit en actualiteit een andere betekenis krijgen” (p. 21). Journalistiek is sinds de komst van het internet veranderd in een 24-uurs business. Het daardoor hoge werktempo van de journalistiek komt de kwaliteit van het nieuws niet ten goede. Met name praktijken als fact checking en kritische zelfreflectie schieten er dan bij in (Luyendijk 2006, Wijnberg 2013b). Deze factoren zijn echter cruciaal voor het bereiken van het eerdergenoemde doel van de journalist: de naakte waarheid vertellen.
Binnen het onderwerp over de Amerikaanse verkiezingen doet de NRC verslag van bijzondere gebeurtenissen rond dit thema (Trumps provocerende uitspraken, de discussie over Clintons gezondheid, etc.) en De Correspondent neemt andere invalshoeken. In februari dit jaar publiceerde correspondent Klein Amerika Arjen van Veelen een artikel waarvoor hij een stadje bezocht waar Trump zou spreken. De motivatie voor dit artikel is, in tegenstelling tot bij NRC artikelen, geen bijzondere, ‘nieuwswaardige’ gebeurtenis, maar persoonlijke nieuwsgierigheid:
Ik had mij voorgenomen om hem en de rest van de verkiezingsfanfare te negeren. Verkiezingsnieuws is een povere spiegel voor de stand van een land. Als Hillary Clinton ergens een burrito eet, of als Marco Rubio nieuwe laarzen draagt, is dat voer voor essays en speculaties, ook in kwaliteitsmedia. Maar wat zegt het over Amerika? De helft van de Amerikanen gaat niet eens stemmen. Nederlanders, is mijn indruk soms, volgen de verkiezingen intensiever dan veel Amerikanen zelf. Maar toen ik hoorde dat Republikeins presidentskandidaat Donald Trump zou komen spreken in het stadje Pella, Iowa werd ik nieuwsgierig. (2016)
Gaandeweg beschrijft van Veelen zijn trip naar Iowa, waar hij een beter inzicht krijgt in de bevolking door de lokale radio (“Ik beluisterde een interview met iemand die als held werd onthaald omdat hij de sheriff had gebeld toen hij een man met een baard een historisch gebouw had zien fotograferen”), waar hij meer te weten komt over Trump-kiezers (“Ze leken me ook minder verbitterd dan ik dacht. Eerder vol verwachtingen: hoop hing in de lucht.”), en waar hij, dankzij zijn eigen achtergrond in de V.S., discrepanties ziet tussen de onderwerpen die belicht worden tijdens de verkiezingen en de benodigdheden van de bevolking. Als vervolg op dit artikel besluit van Veelen een reportage te maken over de gewone, echte Amerikanen. “Particuliere verhalen, maar op microniveau hebben zulke mensen veel meer impact op hun straat of stad dan de president” (2016). Hier maakt van Veelen een punt wat doorgetrokken kan worden als kritiek op de media. Wijnberg stelt in zijn Nieuwsfabriek dat nieuws in traditionele media altijd gaat over uitzonderingen. De media staan vol met ‘hot topics’, onderwerpen die in een korte periode veel aandacht krijgen. Onderwerpen die structureel belangrijk zijn krijgen minder aandacht, omdat zij een aandachts-piek missen (Poell & Van Dijck 2015). Hierdoor krijgen lezers een verknipt beeld van de wereld. Van Veelen neemt een andere invalshoek op een nieuwswaardige gebeurtenis door te beschrijven wat hij, en de mensen om zich heen, ervaren. Daardoor wordt niet de uitzondering, maar de regel benadrukt. Dit is in mijn ogen een grotere stap richting het vormen van een volledig wereldbeeld dan neutrale feiten die diepgaande context missen. De rol van journalist is in dit geval het meest vergelijkbaar met de Civic Audience Approach (Mellado 2014), waarin de journalist dient als informatieverschaffer voor de burger. Ook al wordt deze informatie gevormd door een persoonlijk verhaal, een duidelijke mening schijnt niet door in het stuk. De achtergrond die de correspondent heeft stelt hem in dit geval slechts in de gelegenheid om regel en uitzondering van elkaar te scheiden, en daardoor een beeld te schetsen van de wereld zoals deze wordt gezien door de Amerikanen in kwestie.
Conclusie
Zowel uit meta-journalistiek onderzoek als uit analyses van ervaringsdeskundigen blijkt dat het bedrijven van objectieve, neutrale journalistiek onmogelijk is. Sterker nog, de drang naar objectiviteit kan zelfs leiden tot een selectief en gemiliteerd wereldbeeld door het beperken van perspectief. Daarnaast worden de traditionele media, die objectiviteit nog altijd nastreven, net zozeer beïnvloed door persoonlijke en extra-mediale invloeden als media die de subjectieve ervaring omarmen. Belangrijk toe te voegen is naar mijn mening dat de media die deze subjectieve vorm van journalistiek bedrijven expliciet reflecteren op de persoonlijke rol van de journalist. Dit betekent dat het voor het publiek duidelijk is dat een artikel is gefilterd door de journalist zelf. Dit in tegenstelling tot de traditionele media, in dit geval NRC, die pretendeert objectief te zijn. Door de subjectieve ervaring in journalistiek te omarmen en evalueren helpt de journalist de lezer om een beter beeld te krijgen van de wereld op een manier die open en transparant is. Daarom is mijn conclusie dat de subjectieve ervaring niet haaks staat op het objectiviteitsregime, maar juist een waardevolle bijdrage levert aan een transparante en eerlijke vorm van journalistiek.
Literatuur
Bardoel, J., & Wijfjes, H. (2015). Journalistieke cultuur in Nederland. Een professie tussen
traditie en toekomst. In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 11-29). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Donsbach, W., & Klett, B. (1993). Subjective objectivity. How journalists in four countries
define a key term of their profession. International Communication Gazette 51, 53-83.
Harbers, F. (2015). De revanche van de subjectieve ervaring. Personalisering van de
geschreven journalistiek. In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.), Journalistieke cultuur in
Nederland (pp. 123-141). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Keith, S. (2011). Shifting circles: reconceptualizing Shoemaker and Reese’s Theory of a
Hierarchy of Influences on media content for a newer media era. Web journal of mass communication research, Feb. 2011. (online)
Kendzior, S. (2016). Waarom zoveel Amerikanen een hekel hebben aan Hillary Clinton. De
Correspondent, 11 augustus 2016. https://decorrespondent.nl/5066/waarom-zoveel-amerikanen-een-hekel-hebben-aan-hillary-clinton/1410702798384-77a17997
Luyendijk, Joris (2006). Het zijn net mensen. Beelden uit het Midden-Oosten. Amsterdam:
Podium.
Mellado, Claudia (2015). Professional roles in news content. Journalism Studies 4, 596-
614.
NRC stijlboek. Retrieved September 21, 2016, from NRC.nl, https://apps.nrc.nl/stijlboek/
Poell, Th., & Dijck, J. van (2015). Democratisering van het nieuws? Sociale media en de
onafhankelijkheid van de journalistiek. In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.), Journalistieke cultuur in Nederland (pp. 343-359). Amsterdam: Amsterdam University Press.
Rijssemus, T. S. G. (2014). Het journalistieke weten: Over de objectiviteit van betrokken
journalistiek. Proefschrift Universiteit Utrecht.
Schudson, M. (2001). The objectivity norm in American journalism. Journalism 2, 149-170.
Somers, M. (2016). Is Clinton het slachtoffer van seksisme?. NRC, 9 september 2016.
https://www.nrc.nl/nieuws/2016/09/09/is-clinton-slachtoffer-seksisme-4212792-a1520645
Valk, G. (2016). Eindelijk staan trump en Clinton tegenover elkaar. NRC, 23 september 2016.
https://www.nrc.nl/nieuws/2016/09/23/eindelijk-kijken-ze-elkaar-in-de-ogen-4419781-a1523117
Veelen, van A. (2016). Waar de Amerikaanse verkiezingen over gaan als je het
niet over Trump of Clinton hebt. De Correspondent, 1 februari 2016. https://decorrespondent.nl/3966/waar-de-amerikaanse-verkiezingen-over-gaan-als-je-het-niet-over-trump-of-clinton-hebt/1104391491984-fe689f99
Wijnberg, R. (2013a). Waarom een verhaal niet zonder verteller kan. De Correspondent, 13
april 2013. http://blog.decorrespondent.nl/post/47858813554/waarom-een-verhaal-niet-zonder-verteller-kan.
Wijnberg, R. (2013b). De nieuwsfabriek. Hoe media ons wereldbeeld vervormen.
Amsterdam: Bezige Bij.
Willemars, M. (2014). Journalisten, publiek debat en democratie. Nieuwe rollen voor
journalisten in maatschappelijke en politieke discussies. Proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen.
Leave a Reply