Het onderwerp gender heeft de afgelopen jaren veel aandacht gewonnen op verschillende terreinen. De Westerse patriarchale samenleving waar wij allen aan deelnemen ligt onder de loep. Deze week in het nieuws: “Westminster is veel te masculien” (NRC, 9 november 2017, p. 4). Naar aanleiding van een reeks beschuldigingen van aanrandingen binnen het Britse parlement wordt er veel kritiek geleverd op het overwegend mannelijke “kostschool” klimaat binnen het Britse politieke landschap. “Strengere gedragsregels”, vrouwenquota’s en betere kinderopvang worden geopperd als oplossingen om meer vrouwen in de politiek te krijgen. Hoewel dit soort maatregelen het gemak van politica’s zeker zouden bevorderen, zijn het geen oplossingen voor de problematische effecten van de patriarchale samenleving. Om structurele veranderingen te bewerkstelligen is het nodig om op zoek te gaan naar de kern van het patriarchaat.
In The Gender Knot: Unraveling Our Patriarchal Legacy (1997) ontleedt Allan Johnson de drie basisprincipes die het patriarchaat staande houden. Dit zijn 1) mannelijke dominantie, 2) mannelijke identificatie en 3) mannelijke oriëntatie. Het principe van mannelijke dominantie houdt in dat leidinggevende en politieke functies ‘bedoeld zijn’ voor mannen. Het enorme aantal mannelijke wereldleiders tegenover een handvol vrouwelijke is hier een duidelijk voorbeeld van. Maar, vraag je jezelf dan misschien af, hoe zit het dan met vrouwen als Angela Merkel, Theresa May en die andere succesvolle vrouwelijke leiders die het wel lukt? Dat brengt ons tot het tweede principe van het patriarchaat: mannelijke identificatie. Dit houdt in dat “culturele ideeën over wat goed, gewenst, verkieslijk en normaal gevonden wordt associaties zijn met hoe wij over mannen en mannelijkheid denken”. Omdat leiderschap gereserveerd is voor mannen, zijn leidinggevende functies onlosmakelijk verbonden met stereotypisch mannelijke eigenschappen als controle, kracht en rationeel nadenken. Wanneer een vrouw het wil waarmaken in a man’s world, moet zij zich meten aan mannen door deze ‘mannelijke’ eigenschappen aan te nemen. Het noemen van Iron Lady Margaret Thatcher behoeft hier geen verdere uitleg. Ook de steeds succesvollere Turkse politica Meral Aksener krijgt inmiddels dezelfde bijnaam, “met haar broekpakken en haar kortgeknipte rode haar” (Beemsterboer, 2017).
Een vrouwelijke leider heeft dus baat bij het creëren van een ‘mannelijk’ imago. Hoewel dit ook niet altijd in goede aarde valt. Onderzoek naar de media aandacht voor vrouwen met hoge, leidinggevende functies wijst uit dat er een aantal stereotypes zijn die naar voren komen (Kanter, 1977; Carlin & Winfrey, 2009). De eerste zet de vrouw neer als seksobject of verleidster, waarbij de aandacht uitgaat naar het uiterlijk van de vrouw in kwestie, haar seksualiteit of de vrouw als slachtoffer van een aanranding. Een tweede stereotype beslaat de moederrol. Dit kan naar voren komen in verzorgende eigenschappen, maar veel vaker wordt de lastige combinatie van werk en gezin benadrukt. Ook krijgt de moederfiguur vaak te maken met associaties van emotie, wat geen positief kenmerk is in het kader van leiderschap. Een derde variant is het kinderlijke stereotype, ook wel uiteengezet als ‘mascotte’, waarbij de vrouw meegaat met een groep of stroming als symbool. Hierdoor wordt de werkelijke macht van de vrouw weggehaald en verplaatst door een ceremoniële functie. Het laatste stereotype komt het vaakst voor in de politiek: de ijzeren maagd. In dit stereotype wordt benadrukt dat de vrouw mannelijke karaktereigenschappen aanneemt, wat in veel gevallen als negatief wordt opgevat. Zodra een vrouw zich sterk en mannelijk opstelt, verliest zij namelijk haar aantrekkelijkheid: “power looks sexy on men, but not on women”. Daarnaast is er een groep die vrouwelijke leiders steunt juist vanwege hun vrouwelijkheid. Hun steun verliest de leidster zodra ze zich te mannelijk opstelt. Een vrouw die flink te kampen kreeg met dit soort kritiek was Hillary Clinton.
De vrouw kan het dus nauwelijks goed doen binnen het politieke landschap: ofwel ze wordt niet serieus genomen vanwege haar vrouwelijkheid en vervolgens gezien als incompetent om te leiden, of ze wordt afgeschreven vanwege haar gebrek aan aantrekkelijkheid en verloochening van het vrouwelijke geslacht. Vrouwen die ‘hun mannetje staan’ in de politiek komen er niet makkelijk vanaf. Een belangrijke les voor de media. Als journalisten vrouwen met hoge functies in frames blijven plaatsen die hun leidinggevende competenties in twijfel trekken, zal het moeilijker zijn om door te breken in het overwegend mannelijke politieke landschap.
Terug naar Westminster. Garschagen heeft het over opkomende stemmen voor een radicale aanpak: “verander de symbolen, de beleving van de geschiedenis, de geslotenheid en de voorzieningen van ‘het levende museum’” (2017). Het derde principe dat het patriarchaat staande houdt bevestigt dat dit een zet in de goede richting zou zijn. Het derde principe gaat namelijk over mannelijke oriëntatie. Dit houdt in dat de westerse maatschappij zich voornamelijk bezig houdt met mannelijke prestaties in een op mannen gefocuste geschiedenis, waardoor er grote verwachtingen worden geschept voor de mannen van de toekomst. Vrouwen hebben niet veel voorbeelden van succesvolle voorgangers die een plekje hebben veroverd in de geschiedenisboeken. De vraag “wat wil je worden als je later groot bent?” zal door jongens vaker beantwoord worden met “president” dan door meisjes. Tijd voor meer aandacht voor succesvolle vrouwen van de geschiedenis dus, opdat dat een stimulans mag zijn voor de vrouwen van de toekomst.
Bronnen
Beemsterboer, T. (2017, 13 november). Zij wil Erdogan uit zijn paleis verdrijven. NRC. https://www.nrc.nl/nieuws/2017/11/13/zij-wil-erdogan-uit-zijn-paleis-verdrijven-13983712-a1580922
Carlin, D., & Winfrey, K. (2009). Have you come a long way, baby? Hillary Clinton, Sarah Palin, and sexism in 2008 campaign coverage. Communication Studies, 60(4). DOI: 10.1080/10510970903109904
Garschagen, M. (2017, 9 november). Westminster is veel te masculien. NRC Handelsblad, p. 4.
Johnson, A. G. (1997). The Gender Knot: Unraveling our Patriarchal Legacy. Philadelphia: Temple University Press.
Kanter, R. M. (1977). Men and women of the corporation. New York: Basic Books, Inc.
Leave a Reply